Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (USB)
Deze wet is per 1 januari 2020 in werking getreden en strekt tot herziening van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen in het strafrecht voor meerderjarigen. Het gaat hierbij om de tenuitvoerlegging van geldstraffen, schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen, vrijheidsbenemende sancties, taakstraffen en justitiële voorwaarden zoals voorwaardelijke straffen en voorwaardelijke invrijheidstelling.
Door de invoering van deze wet verschuift de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van straffen en maatregelen die door de rechter of het Openbaar Ministerie zijn (OM) opgelegd van het OM naar de minister voor Rechtsbescherming. De gedachte hierachter is dat de minister beter in staat zal zijn om regie te houden op de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen.
In de praktijk gaat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) de uitvoering van straffen coördineren en daarvoor is het Administratie- en Informatiecentrum voor de Executieketen (AICE) ingericht.
De invoering van deze wet zorgt niet alleen voor een verschuiving van de verantwoordelijkheid maar ook voor een aantal overige veranderingen zoals:
- de invrijheidstelling van een gedetineerd persoon gebeurt op de daadwerkelijke datum, ook al valt die datum in het weekend of op een feestdag;
- zowel de rechter als de officier van justitie kunnen adviseren over de wijze van de tenuitvoerlegging;
- het is niet meer mogelijk om de standaardtermijn waarbinnen een taakstraf dient te worden uitgevoerd te verlengen;
- meerderjarige personen die een taakstraf door de rechter krijgen opgelegd dienen deze taakstraf uit te voeren binnen 18 maanden;
- meerderjarige personen die een taakstraf krijgen opgelegd via een strafbeschikking dienen deze taakstraf uit te voeren binnen 9 maanden;
- minderjarige personen die een taakstraf van meer dan 100 uur krijgen opgelegd dienen deze taakstraf uit te voeren binnen 18 maanden;
- minderjarige personen die een taakstraf van minder dan 100 uur krijgen opgelegd dienen deze taakstraf uit te voeren binnen 9 maanden.
Daarnaast wordt een beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf direct onherroepelijk, daar de wet met de inwerkingtreding van de Wet USB geen bepaling meer kent over hoger beroep tegen de beslissing tot tenuitvoerlegging. Deze wetswijziging heeft tot gevolg gehad dat rechters in de praktijk verschillend omgaan met deze nieuwe regeling, daar de onherroepelijke gevolgen van de toewijzing van een vordering tenuitvoerlegging mogelijk in strijd is met de artikelen 5 en 6 EVRM. Advocaat-generaal (AG) Bleichrodt zal namens de Procureur-generaal (PG) daarom vermoedelijk in februari 2020 een vordering tot cassatie in het belang der wet gaan instellen. De Hoger Raar (HR) zal ernaar streven om daarin eind maart 2020 uitspraak te gaan doen.